→ My Lesson → Börja lära dig / Ladda ner MP3 Flashcards

Fråga		Svar
the ships börja lära sig		the ships De schepen liggen in de haven.
De smeden De smeden maken metalen voorwerpen. börja lära sig		the blacksmiths The blacksmiths make metal objects.
the members börja lära sig		De leden De leden van de groep helpen elkaar.
Het ooglid Mijn ooglid doet pijn als ik knipper. börja lära sig		the eyelid My eyelid hurts when I blink.
De wegen De wegen zijn glad in de winter. börja lära sig		the roads The roads are slippery in winter.
the glasses börja lära sig		the glazen De glazen staan op de toonbank.
I'm holding a coffee. börja lära sig		Ik houd een koffie vast.
Er is altijd iets anders te doen Er is altijd iets anders te doen op zaterdag. börja lära sig		There is always something else to do There is always something else to do on Saturday.
Ik heb altijd iets anders te doen Ik heb altijd iets anders te doen na het werk. börja lära sig		I always have something else to do I always have something else to do after work.
Fitnessen Ik ga fitnessen in de sportschool. börja lära sig		to work out I go work out at the gym.
Ik heb gewerkt Ik heb gewerkt tot zes uur. börja lära sig		I have worked I have worked until six o'clock.
Bezet Het toilet is bezet. börja lära sig		occupied The toilet is occupied.
Available börja lära sig		Beschikbaar Is deze stoel nog beschikbaar?
Ik denk dat dat oké is börja lära sig		Ik denk dat dat oké is Ik denk dat dat oké is voor jou.
Ik heb 2 personen die Frans spreken. Ik heb 2 personen die Frans spreken in mijn klas. börja lära sig		I have 2 people who speak French. I have 2 people who speak French in my class.
Ik weet hoe het werkt. Ik weet hoe het werkt met deze machine. börja lära sig		I know how it works. I know how it works with this machine.
Het kind Het kind speelt met een bal. börja lära sig		the child The child is playing with a ball.
De tiener De tiener leest een boek op de bank. börja lära sig		the teenager The teenager is reading a book on the couch.
De volwassene De volwassene koopt groenten op de markt. börja lära sig		the adult The adult buys vegetables at the market.
Dat is geen probleem No problem at all. Nee hoor börja lära sig		That is not a problem dat is geen probleem.
De hoofdtaal De hoofdtaal op school is Nederlands. börja lära sig		the main language The main language at school is Dutch.
De peuter De peuter slaapt in zijn bedje. börja lära sig		the toddler The toddler sleeps in his little bed.
I played Ik speelde voetbal met mijn vrienden. börja lära sig		ik speelde I played football with my friends.
Boeren Na het drinken moest hij boeren. börja lära sig		to burp He had to burp after drinking.
Boerenkool We eten stamppot met boerenkool. börja lära sig		kale We eat mashed potatoes with kale.
Slagroom Ik wil slagroom op mijn gebak. börja lära sig		whipped cream I want whipped cream on my pastry.
Ik vind het fijn in België Ik vind het fijn in België in de lente. börja lära sig		I like it in Belgium I like it in Belgium in the spring.
Cadeau Ik koop een cadeau voor mijn moeder. börja lära sig		gift I buy a gift for my mother.
Geschenk Het geschenk ligt onder de kerstboom. börja lära sig		gift The gift is under the Christmas tree.
Om 17 uur gaan wij weer naar huis Om 17 uur gaan wij weer naar huis na het werk. börja lära sig		At 5 p.m. we go home again At 5 p.m. we go home again after work.
Opslaan Vergeet niet je bestand op te slaan. börja lära sig		to save Don't forget to save your file.
to bite börja lära sig		Bijten De hond wil niet bijten.
Blijven Wij blijven tot morgen. börja lära sig		to stay We are staying until tomorrow.
Kijken Ik kijk naar een film met mijn broer. börja lära sig		to look/watch I'm watching a movie with my brother.
get I received a card for my birthday börja lära sig		krijgen Ik krijg een cadeau voor mijn verjaardag.
This is weird börja lära sig		Dit is raar
wet börja lära sig		Nat Mijn jas is nat van de regen.
Poor Jan börja lära sig		Ocharm Jan he is sick again. hij is weer ziek.
Het vriesvak Het ijs ligt in het vriesvak. börja lära sig		the freezer (in fridge) The ice cream is in the freezer compartment.
De diepvriezer De diepvriezer staat in de garage. börja lära sig		the freezer (standalone) The freezer is in the garage.
Schaduw De boom geeft veel schaduw. börja lära sig		shadow The tree gives a lot of shade.
Dat hangt ervan af börja lära sig		Dat hangt ervan af Gaan we naar buiten? Dat hangt ervan af.
Addicted börja lära sig		Addicted Hij is verslaafd aan suiker.
when i wad young, i played a lot outside When I was young I played outside a lot. börja lära sig		Toen ik jong was Toen ik jong was, speelde ik veel buiten.
Wegnemen Je mag het boek niet wegnemen. börja lära sig		to take away You may not take the book away.
to take off börja lära sig		Opstijgen Het vliegtuig gaat opstijgen.
Landen Het vliegtuig landt om 16 uur. börja lära sig		to land The plane lands at 4 p.m.
the king börja lära sig		De koning De koning woont in een groot paleis.
De koningin De koningin draagt een mooie kroon. börja lära sig		the queen The queen wears a beautiful crown.
Danilo is bij opa en oma Danilo is bij opa en oma vandaag. börja lära sig		Danilo is at grandma and grandpa’s Danilo is at grandma and grandpa’s today.
Now I can study! My brother is not home. börja lära sig		Nu kan ik leren! Mijn broer is niet thuis.
Zij zit met haar neus in de boeken Zij zit met haar neus in de boeken voor het examen. börja lära sig		She has her nose in the books She has her nose in the books for the exam.
integration (as immigrant) börja lära sig		Inburger Ik volg een inburgercursus in Antwerpen.
Kroonprinses De kroonprinses is de dochter van de koning. börja lära sig		crown princess The crown princess is the daughter of the king.
Kroon De koning draagt een gouden kroon. börja lära sig		crown The king wears a golden crown.
the solution börja lära sig		De oplossing We zoeken een oplossing voor het probleem.
the song börja lära sig		Het liedje Ik luister graag naar dit liedje.
joke börja lära sig		De grap Dat was een grappige grap.
Het idee Dat is een goed idee! börja lära sig		the idea That is a good idea!
De fout Ik maakte een fout in de oefening. börja lära sig		the mistake I made a mistake in the exercise.
the habit börja lära sig		de gewoonte Elke dag wandelen is een goede gewoonte.
De afspraak Ik heb een afspraak bij de dokter. börja lära sig		the appointment I have an appointment at the doctor.
Het bezoek We krijgen bezoek van vrienden. börja lära sig		the visit We’re having friends over.
the face börja lära sig		Het gezicht Hij heeft een vriendelijk gezicht.
The Body börja lära sig		Het lichaam Bewegen is goed voor je lichaam.
The back my back hurts börja lära sig		De rug Mijn rug doet pijn.
de health börja lära sig		the health Gezondheid is belangrijk.
the accident börja lära sig		Het ongeluk Hij had een klein ongeluk met de fiets.
Het pakje börja lära sig		Het pakje Er is een pakje voor jou aangekomen.
De doos De doos is leeg. börja lära sig		the box The box is empty.
Het plafond Er hangt een lamp aan het plafond. börja lära sig		the ceiling A lamp is hanging from the ceiling.
De vloer The floor is wet De vloer is nat börja lära sig		the floor be careful! pas op!
the desk börja lära sig		Het bureau Mijn laptop ligt op het bureau.
De spiegel Ik kijk in de spiegel. börja lära sig		the mirror I look in the mirror.
the sentence börja lära sig		De zin Deze zin is makkelijk te begrijpen.
the point börja lära sig		de punt Dat is een goed punt.
De vraag Mag ik een vraag stellen? börja lära sig		the question May I ask a question?
Het antwoord We weten het antwoord nog niet. börja lära sig		the answer We don't know the answer yet.
Yes, I get it, but... börja lära sig		Ja, ik snap het, maar...
The bowl has a beautifully decorated shape börja lära sig		De schaal heeft een mooi versierde vorm

My lesson

Du måste vara inloggad för att skriva en kommentar.

mer