ordbok putsa - Dutch

język polski - Nederlands, Vlaams

zależeć på holländska:

1. afhangen


of we op vakantie gaan hangt af van het weer het zal ervan afhangen [het is niet zeker]
Hij leerde zijn studenten hoe wij allemaal van elkaar afhangen.

Holländska ord "zależeć"(afhangen) kommer i set:

500 czasowników po niderlandzku 251 - 300
vaste verbindingen