De grammatica - Grammar

 0    21 fiche    Engnl1
ladda ner mp3 skriva ut spela Kontrollera dig själv
 
Fråga Svar
Extreem vereenvoudigde grammatica
börja lära sig
Extremely Simplified Grammar
een paar algemene grammaticale regels in het Engels die de meeste gevallen betreffen
meervoud van zelfstandig naamwoord
een hond - honden
börja lära sig
naamwoord + -s
a dog - dogs
ontkenning
Ik heb geen hond.
börja lära sig
not
don't = do not
I don't have a dog.
bijvoeglijk naamwoord - vergrotend
aardiger
börja lära sig
bijvoeglijk naamwoord + -er
nice + -er
nicer
bijvoeglijk naamwoord - vergrotend
mooier
börja lära sig
"more" + bijvoeglijk naamwoord
voor lange adjectieven
more beautiful
bijvoeglijk naamwoord - overtreffend
aardigst
börja lära sig
bijvoeglijk naamwoord + -est
nice + -est
nicest
bijvoeglijk naamwoord - overtreffend
mooist
börja lära sig
"the most" + bijvoeglijk naamwoord
voor lange adjectieven
the most beautiful
werkwoord - de verleden tijd
voor regelmatige werkwoorden
sprong
börja lära sig
werkwoord + -ed
jump + -ed
jumped
het bijwoorden vormen
mooi
börja lära sig
bijvoeglijk naamwoord + -ly
nice + -ly
nicely
zin in de tegenwoordige tijd
Ik kijk naar de televisie.
börja lära sig
onderwerp + werkwoord + de rest
Present Simple
I watch TV.
zin in de verleden tijd
Ik keek naar de televisie.
börja lära sig
onderwerp + werkwoord + -ed + de rest
Past Simple
I watched TV.
zin in de toekomende tijd
Ik zal naar de televisie kijken.
börja lära sig
onderwerp + "will" + werkwoord + de rest
Future Simple
I will watch TV.
vraag in de tegenwoordige tijd
Kijk je naar de televisie?
börja lära sig
"do"/"does" + onderwerp + werkwoord + de rest
het betreft niet het werkwoord "to be" (zijn)
Do you watch TV?
vraag in de verleden tijd
Keek je naar de televisie?
börja lära sig
"did" + onderwerp + werkwoord + de rest
het betreft niet het werkwoord "to be" (zijn)
Did you watch TV?
vraag in de toekomende tijd
Zal je naar de televisie kijken?
börja lära sig
"will" + onderwerp + werkwoord + de rest
Will you watch TV?
vraag met een vragend voornaamwoord in de tegenwoordige tijd
Wanneer kijk je naar de televisie?
börja lära sig
(voornaamwoord) + "do" + onderwerp + werkwoord + de rest
het betreft niet het werkwoord "to be" (zijn)
When do you watch TV?
vraag met een vragend voornaamwoord in de verleden tijd
Wanneer keek je naar de televisie?
börja lära sig
(voornaamwoord) + "did" + onderwerp + werkwoord + de rest
het betreft niet het werkwoord "to be" (zijn)
When did you watch TV?
vraag met een vragend voornaamwoord in de toekomende tijd
Wanneer zal je naar de televisie kijken?
börja lära sig
(voornaamwoord) + "will" + onderwerp + werkwoord + de rest
When will you watch TV?
ontkenning in tegenwoordige tijd
Ik kijk niet naar de televisie.
börja lära sig
onderwerp + "do" + "not" + werkwoord + de rest
don't = do not; het betreft niet het werkwoord "to be" (zijn)
I don't watch TV.
ontkenning in de verleden tijd
Ik keek niet naar de televisie.
börja lära sig
onderwerp + "did" + "not" + werkwoord + de rest
didn't = did not; het betreft niet het werkwoord "to be" (zijn)
I didn't watch TV.
ontkenning in de toekomende tijd
Ik zal niet naar de televisie kijken.
börja lära sig
onderwerp + "will" + "not" + werkwoord + de rest
of "I won't..."; won't = will not
I will not watch TV.

Du måste vara inloggad för att skriva en kommentar.